Achtergrond en literatuur

 

De zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci benoemt drie studentbehoeftes (autonomie, competentie, relatiebehoefte). Hiernaast is het belangrijk dat studenten het gevoel hebben zich op hun opleiding thuis te horen. Deze beide theorieën hebben een correlatie met motivatie. Hoe de precieze relatie werkt, en of er interne of interpersoonlijke processen mee gepaard gaan, is nog onduidelijk. Wat we wel weten is waarom we gemotiveerde studenten les willen geven: dit vergroot hun studiesucces, verbetert hun welbevinden, en is voor een docent leuker en motiverender.

Vanuit het perspectief van een student heeft geïncludeerd worden twee aspecten: thuishoren en participatie. Thuishoren (sense of belonging) hangt samen met je ondersteund, gewaardeerd en erkend voelen, en een connectie voelen met mensen, materialen en activiteiten in de leeromgeving. Participatie (authenticiteit) relateert aan volwaardig in de leeromgeving kunnen deelnemen, ervaren dat je regie hebt over je onderwijs en betrokken worden bij wat en hoe je leert. Beide aspecten onderschrijven dat elke student zichzelf moet kunnen herkennen in wat ze leren en de perspectieven die met ze gedeeld worden.

 

Wanneer een student zich geïncludeerd voelt, dan is het waarschijnlijker dat deze student een autonome motivatie voelt om te studeren. De student neemt dat deel aan de les vanuit persoonlijk genot, persoonlijke interesse, en/of omdat het studeren als waardevol wordt beschouwd. In tegenstelling tot deelname vanuit gecontroleerde motivatie en druk van buitenaf, relateert autonome motivatie aan beter welzijn, dieper leren, effectievere leerstrategieën, en meer deelname in de les.

Voldoende redenen om te willen dat studenten zich geïncludeerd voelen, maar waar moet jij als docent of onderwijskundige dan allemaal rekening mee houden? De onderstaande lijst van inclusie-aspecten vanuit het perspectief van degenen die includeren is wellicht niet uitputtend, maar is een goede weergave van waar een docent, onderwijskundige of onderwijsinstelling allemaal aan moet denken. Een individuele student heeft wellicht specifiekere behoeftes om zich thuis te voelen, dus het is belangrijk om ook daar oog voor te hebben tijdens (het ontwerpen van) de les en in de leeromgeving.

De zes aspecten van inclusiviteit hieronder zijn allen even belangrijk. Dat betekent dat er met alle zes rekening gehouden moet worden, om te zorgen dat studenten zich thuis voelen en volwaardig kunnen participeren, en dus een positief welbevinden ervaren. Net zoals bij de drie needs van de zelfdeterminatietheorie kan het negeren van één van de inclusie-aspecten een negatief effect hebben op student-welbevinden, de motivatie, en op het studieresultaat.

De aspecten intersectionaliteit, diversiteit en thuisvoelen kunnen zowel in het lesontwerp als tijdens het lesgeven naar voren komen, terwijl met inclusie en vooral met equity heel erg voorafgaand aan de les al rekening gehouden kan worden. Equity en gelijkheid kunnen elkaar in de weg zitten. In principe wil je altijd equity, elke student heeft een gelijke kans in de les en in de leeromgevingen. Maar zolang er niet volledige gelijkwaardigheid mogelijk is om de les te kunnen volgen - het zou kunnen dat niet alle struikelblokken weggenomen worden - is het van belang dat studenten gelijk gewaardeerd worden en dat beoordeling blind is voor, bijvoorbeeld, hoeveel studenten aanwezig hebben kunnen zijn.

Als er equity is, dan kan elke student op gelijke voet met een opleiding of cursus starten. Dit betekent niet dat studenten heel gevarieerde voorkennis kunnen hebben, voor sommige cursussen of opleidingen is een vooropleiding noodzakelijk, maar dat elke student alle hulp krijgt aangeboden om volwaardig deel te kunnen nemen aan elke werkvorm die het onderwijs biedt. Gebrek aan digitale middelen of een studeerplek, een fysieke beperking, of een concentratiestoornis zou geen struikelblok mogen zijn om volledig te kunnen participeren in het aangeboden onderwijs. Door dit te verzorgen, geef je elke student ook meer kansen om te voelen dat aan zijn of haar drie needs van de zelfdeterminatietheorie wordt voldaan.

Hoewel intersectionaliteit en diversiteit aan elkaar gekoppeld zijn, gaat intersectionaliteit een stapje verder in het oog hebben voor iemands unieke identiteit. Een student heeft niet alleen een niet-westerse migratieachtergrond of een niet-heteroseksuele geaardheid. Elke persoon is een mengelmoes van verschillende zichtbare en onzichtbare identiteiten en ervaringen, die allen invloed hebben op het kennen en kunnen, en die allen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het delen van perspectieven in een leeromgeving. Als docent heb je hier uiteraard oog voor, maar breng je ook over hoe belangrijk het is om dit besef te hebben en te delen.